Het kan verrassend zijn: na het laten vegen van de schoorsteen brandt de houtkachel ineens niet meer zoals voorheen. Het vuur wil niet goed op gang komen, de trek lijkt minder en de ruitjes slaan sneller zwart aan. Vaak zit de oorzaak niet in de schoorsteen, maar in de kachel zelf — of beter gezegd: in hoe de onderdelen na het vegen zijn teruggeplaatst.
In veel kachels liggen bovenin vlampijpen die de rookgassen langs een slimme route sturen. Deze pijpen zitten meestal achter een hitteschild. Voor het vegen worden ze vaak verwijderd, maar bij het terugplaatsen kan er iets misgaan. Liggen de vlampijpen verkeerd om, dan verandert de rookgasstroom en wordt de verbranding slechter.
Controleer daarom altijd:
of het hitteschild correct teruggeplaatst is;
of de vlampijpen erachter in de juiste richting liggen.
Een verkeerde volgorde of oriëntatie is een veelvoorkomende oorzaak van stookproblemen na het schoonmaken.
Na het vegen is het ook belangrijk om een dun laagje as terug te leggen op de bodemsteen. Dat laagje werkt als een natuurlijke beschermlaag tegen de hitte van het vuur. Zonder aslaag kan de bodemsteen sneller scheuren door thermische schokken. Bovendien helpt de as om een nieuw vuur makkelijker aan te krijgen.
Laat bij het vegen foto’s maken van de binnenkant, zodat je precies weet hoe de vlampijpen en het hitteschild terug moeten.
Plaats na afloop altijd een aslaag op de bodemsteen.
Met deze eenvoudige controlepunten zorg je dat je kachel weer brandt zoals het hoort: een rustige, volle vlam, schone ruiten en een warme, gezellige kamer. (tenminste, die gezelligheid ligt natuurlijk ook een beetje aan de mensen die in de ruimte aanwezig zijn, maar die kies je zelf.)