Een goed trekkende houtkachel is als een ademende long: hij voert rookgassen soepel af en trekt frisse lucht naar binnen. Als die trek wegvalt, stokt het vuur, blijft rook in de kachel hangen en wordt stoken frustrerend. De oorzaak kan in het rookkanaal zitten, maar soms ook daarbuiten.
De meest voor de hand liggende oorzaak van slechte trek is ophoping van roet of creosoot in de schoorsteen. Dit vernauwt het kanaal en belemmert de luchtstroom. Regelmatig vegen voorkomt dit probleem en maakt het stoken veiliger.
Windrichting, luchtdruk en temperatuurverschillen hebben veel invloed op de trek. Bij mistig of windstil weer kan de trek tijdelijk verslechteren. Ook valwinden rond hoge gebouwen of bomen kunnen rook terug de kachel in duwen.
Koude lucht in het rookkanaal werkt als een blokkade. Een koude schoorsteen heeft tijd nodig om “op gang” te komen. Begin daarom met aanmaakhout en zorg dat de eerste vlammen het kanaal snel opwarmen.
Elke houtkachel heeft zuurstof nodig om goed te branden. In goed geïsoleerde huizen kan het zijn dat er te weinig verse lucht binnenkomt. Zorg tijdens het aansteken dat er voldoende luchtcirculatie in huis is. Bijvoorbeeld door een raam op een kier te zetten of maak een andere luchtaanvoer van buiten.
Een te kort rookkanaal of ongunstige bochten kan de trek verminderen. Ook een te grote of te kleine diameter beïnvloedt de stroming van rookgassen.
Zo krijg je de trek weer op gang:
Laat het rookkanaal schoonmaken door een erkend schoorsteenveger. (ga dus niet zelf je schoorsteen vegen!)
Warm het kanaal snel op met aanmaakhout of een aanmaakblokje.
Zorg voor voldoende toevoerlucht.
Controleer of het kanaal hoog genoeg is en geen scherpe bochten heeft.
Een goed trekkende kachel geeft niet alleen meer warmte en plezier, maar is ook veiliger. Want vuur dat vrij kan ademen, brandt mooier, schoner en zuiniger.